Psychedelica in de medische wereld staat in volle bloei. In de Verenigde Staten staat psychedelische psychotherapie aan de vooravond van brede klinische goedkeuring. Dat is natuurlijk goed nieuws, maar dat betekent ook dat er een steeds dringender wordende behoefte is om te begrijpen welke patiënten het meest geschikt zijn voor behandelingen met psychedelische stoffen, en welke groepen patiënten juist het grootste risico lopen.
Lees ook: Zo stimuleren paddo’s en truffels je op de lange termijn
Extreem uiteenlopende effecten
Dat vond ook HaluGen, een in Vancouver gevestigd bedrijf dat een genetische test heeft gelanceerd die screent op genetische varianten die van invloed kunnen zijn op hoe iemand reageert op bepaalde psychedelische medicijnen. Dat klinkt veelbelovend, maar sommige onderzoekers zijn sceptisch omdat er weinig daadwerkelijk bewijs is dat genetische screening kan aantonen hoe een persoon op psychedelica zal reageren.
Het grote probleem bij het gebruik van psychedelica zit hem namelijk in de zeer uiteenlopende effecten die het kan hebben. Mocht je een vaste Dutch-Smart bezoeker zijn en zelf ook al eens psychedelica hebben uitgeprobeerd, dan bestaat de kans dat jij en je vrienden elk compleet anders reageren op dezelfde stoffen. Dat maakt het gebruik ervan lastig. Want waar de meeste geneesmiddelen een consistent effect hebben, kunnen mensen onder invloed van psychedelica juist extreem diverse effecten en ervaringen hebben.
Lees ook: Nieuw onderzoek vergelijkt psilocybine met populaire antidepressiva
Noodzakelijk onderzoek
Dat maakt juist onderzoek naar de geschikte patiëntengroepen voor eventuele therapieën met psychedelica noodzakelijk. Een rapport van het WHO uit 1958 beschreef al hoe uniek hallucinogenen zijn in de manier waarop externe factoren hun effecten zo fundamenteel beïnvloeden. "Misschien is hun opvallende kenmerk het fluctuerende verloop van hun effecten, en de opvallende afhankelijkheid van deze effecten van de precieze constellatie van omgevingsfactoren", aldus het rapport. Toch zegt HaluGen daar iets op te hebben gevonden.
"Het psychedelische pre-screeningplatform van HaluGen biedt een allesomvattende oplossing om interindividuele variaties op de effecten van psychedelische medicijnen te identificeren, genetische risicoprofielen op korte en lange termijn te benadrukken en persoonlijke en familiale risico's te categoriseren", stelt het bedrijf. "Door een eenvoudig, niet-invasief DNA-monster van de wanguitstrijkjes te combineren met uitgebreide pre- en post-psychedelische gebruiksvragenlijsten, biedt HaluGen een eenvoudige en effectieve methode voor gebruikers, onderzoekers en clinici om meer inzicht te krijgen in hun psychedelische ervaring."
Lees ook: Zo verschilt het brein van psychonauten met die van niet-psychonauten
Waarom set en setting zo belangrijk is
Deze ‘omgevingsfactoren’ kennen hedendaagse psychonauten het beste als ‘set en setting’, een fenomeen waar wij hier op Dutch-Smart geregeld over schrijven. Die set en setting is namelijk van groot belang om een psychedelische trip in goede banen te kunnen leiden. ‘Set’ slaat hierbij op persoonlijkheid, voorbereiding, verwachting en intentie van de persoon die de ervaring heeft, terwijl ‘setting’ juist slaat op de fysieke, sociale en culturele omgeving waarin de ervaring plaatsvindt.
Heel concreet kunnen deze set en setting het verschil betekenen tussen een fijne, levensveranderende trip en een helse bad trip. Steeds meer onderzoekers houden zich bezig met deze verschillende trips en hoe we de beste effecten van beide ervaringen kunnen combineren voor een zo goed mogelijk potentieel gebruik in de toekomst. Maar zijn er dan ook echt factoren die kunnen bepalen welke personen wel of niet geschikt zijn voor toekomstige psychedelische therapieën?
Lees ook: Kunnen paddo’s je relatie redden? Deze therapeut denkt van wel!
‘Geen vermogen om dit te voorspellen’
Nou… het lijkt erop dat we dit momenteel nog niet kunnen. Onlangs werd in een 60 Minutes interview over de moderne heropleving van psychedelische wetenschap aan onderzoeker Roland Griffiths gevraagd of er een manier is om te voorspelen welke patiënten goede of slechte ervaringen zullen hebben met psychedelische stoffen. Zijn antwoord was resoluut: “Ons vermogen om dit te voorspellen, is bijna nihil”. Duidelijk taal.
Toch betekent dit niet dat er in de toekomst geen betere voorspellingen of metingen gedaan kunnen worden. Zeker als we zien met welke snelheid psychedelische wetenschap weer op wordt gepakt in de wetenschappelijke en medische wereld, lijkt het erop dat er nog flink wat baanbrekende studies op ons pad zullen komen.